“JAAAA daar komen ze!!
McQueen en Chick Hicks gaaaan de Hammerhead bocht in…..
Ze remmen af, glijden door de bocht eeeeen OOOO vol gas komen ze deze kant op!
Wat een SENSATIE dames en heren, deze mannen kunnen schakelen als geen ander!!”
In dit voorbeeld zie je hoe snel de auto’s van Cars kunnen schakelen tijdens een race. Regelmatig hoor ik bij ouders terug dat hun kind ook zo snel schakelt.
“Net was mijn kind nog moe en dan bruist hij/zij weer van energie.
En opeens IS DAAR DIE UITBARSTING…
Hoe kan dat toch?”
Ouders geven aan het niet te begrijpen en op hun tenen te gaan lopen omdat ze niet weten wat ze kunnen verwachten en of het weer gaat knallen.
Dat kan ik me goed voorstellen.
Want als iets uit het niets lijkt te komen, hoe stel je je daar dan op in?
In deze blog wil ik je graag uitleggen waar deze wisselingen vandaan komen. Om dit te kunnen doen, wil ik je eerst vertellen over alertheid.
Alertheid betekent de mate waarin je je aandacht kunt richten (op bijv. een taak of de omgeving) en daarmee samenhangend de staat van je lichaam.
Als je bijvoorbeeld gespannen bent, kun je minder goed je aandacht op iets richten dan wanneer je relaxed bent.
Hoe alert je bent is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het moment van de dag, hoeveel je hebt geslapen, de omgeving (rustig/druk), of je je ergens zorgen over maakt, of je lichamelijke klachten hebt, je karakter etc.
De staat waarin je bent, bepaalt ook hoe je op dat moment reageert op informatie (prikkels) vanuit je zintuigen.
Een voorbeeld:
Als je gestresst thuis komt van je werk en je kinderen rennen als gillende indianen door de kamer, dan is de kans groot dat je dit niet kunt hebben.
Andersom heeft de informatie vanuit je zintuigen (over de omgeving of je lijf) op dat moment ook weer invloed op hoe alert je bent.
Als je over een wankele touwbrug loopt en je hoort de planken kraken onder je voeten, gaat je alertheid omhoog. Als je dan ook nog een gier boven je ziet cirkelen, reken maar dat je alertheid dan nog verder stijgt!
In de afbeelding hieronder zie je wat ik bedoel:
Als je kind moeite heeft met prikkels omdat zijn/haar zintuigen informatie anders verwerken, heeft dit zeker invloed op zijn/haar alertheid.
En dus op de mate van aandacht die hij/zij voor iets heeft en de hoeveelheid spanning.
Wanneer een zintuig de informatie anders verwerkt, uit dit zich vaak in een over- of ondergevoeligheid voor bepaalde prikkels.
Stel dat je kind overgevoelig is op het gehoor, dan zal je kind moeite hebben met geluiden en snel angstig (of met boosheid/huilen) reageren.
Dan is 1 geluid soms al voldoende om tot “knallen” te komen en de alertheid veel te doen stijgen.
Een kind dat ondergevoelig is, zal meer prikkels nodig hebben op dat zintuig om iets te voelen en SOMS duurt het dan langer voordat je kind meer alert wordt.
SOMS, omdat…
Het niet een 1 op 1 vertaling is dat het bij een kind dat ondergevoelig is, ALTIJD langer duurt voordat hij/zij alerter wordt.
Een kind kan namelijk zowel over- als ondergevoelig tegelijk zijn.
En dat niet op 1 zintuig, maar bijv. wel overgevoelig voor evenwichtsprikkels en ondergevoelig voor tastprikkels aan de handen.
Of de alertheid van je kind snel stijgt of niet hangt er dus echt vanaf in welk zintuig je kind de prikkels op welke manier verwerkt.
En wat nou als de spanning snel stijgt?
DAN heb je zo een uitbarsting!
Een kind met een “normale ontwikkeling” is rond 7 jaar pas in staat om zelf te schakelen.
Voor die tijd én als de ontwikkeling anders verloopt, is je kind echt afhankelijk van een volwassene die helpt om te “schakelen” en de spanning in goede banen te leiden.
Hierbij hoort ook het “legen van de emmer”.
Je staat op met een lege emmer en naarmate de dag vordert loopt deze steeds voller met indrukken en informatie. En hoeveel er in je emmer zit heeft weer invloed op hoe je je voelt en wat je aan kunt.
Zelf kunnen wij als volwassene zorgen dat onze “emmer” met alle indrukken/informatie tussendoor geleegd wordt waardoor deze niet overloopt. Denk aan een pauze, rondje wandelen etc.
Een kind (en helemaal een kind dat moeite heeft met prikkels) kan dit vaak nog niet zelf, waardoor de emmer snel overloopt.
Een kind dat prikkels anders verwerkt kan soms echt aan het overleven zijn, omdat bij de minste of geringste prikkel het water al over de emmer stroomt.
Soms zie je kinderen die een emotioneel ontladingsmoment hebben (boos/huilen/schreeuwen) en dan vervolgens heel moe zijn. En dan de hele dag zo wisselen tussen de 2 uitersten.
Dat is natuurlijk super vermoeiend!
En als ouder ook erg lastig, omdat je niet goed weet hoe je je kind hierbij kunt helpen.
Wat het nog lastiger maakt is dat de signalen van opbouw in spanning/alertheid soms zo klein zijn, dat het uit het niets lijkt te komen.
Want wist je dat er 5 verschillende fases zijn waartussen een kind wisselt gedurende de dag?
Met daarin slapen en emotionele ontlading als de 2 uitersten.
In een traject gaan we samen op zoek welke signalen jouw kind laat zien bij het wisselen in zijn/haar spanning en alertheid.
Ook brengen we in kaart hoe elke fase van alertheid er bij je kind uit ziet, zodat je nog beter kunt zien waar hij/zij zit.
Daarnaast geef ik je tools waarmee je je kind kunt helpen om óf alerter óf minder alert te worden.
Zodat je kind meer constant in energie en emoties de dag door kan gaan komen en zodoende meer ontspannen is.
En ook meer van zichzelf kan laten zien, mede doordat er meer gerichte aandacht mogelijk is.
Wil je meer weten over deze trajecten en hoe ze eruit zien?
Via onderstaande knop ga je naar de pagina waar meer uitleg staat over de trajecten.
0 Reacties