Misschien herken je het wel, je hebt je kind net speelgoed gegeven zodat hij/zij even lekker zelf kan spelen. Je bent nog geen 2 tellen uit de buurt en je kind roept je alweer. Je loopt terug, luistert wat er is en zegt “ga nu maar lekker spelen!”. Om vervolgens 5 tellen later weer geroepen te worden. Het kan ook zijn dat je kind je in plaats daarvan komt halen of regelmatig meeneemt aan de hand. Sommige kinderen vragen meer of vaak om nabijheid, in deze blog lees je welke oorzaken dit kan hebben.
Laten we maar gelijk starten met: wat is vaak, en wat is meer?
Ik kan me voorstellen dat die vraag namelijk bij je oppopt als je de titel van deze blog leest. Hierbij is jouw oudergevoel/intuitie leidend. Zoom ook even uit, gebeurd het (toevallig) alleen vandaag of is het iets dat steeds/regelmatig terug komt?
Jij als ouder voelt super goed aan wanneer het meer of vaker is dan normaal!
Soms geven ouders aan zich “geclaimd” te voelen, omdat hun kind zó vaak de ouder nodig heeft.
Daarom wil ik ook wat minder standaard redenen met je delen die achter het vragen van meer nabijheid kunnen zitten. Sommige zijn onschuldig, andere kunnen je aan het denken zetten.
Wat kan ervoor zorgen dat je kind vraagt om nabijheid?
1. Contact
De meest voor de hand liggende reden, je kind heeft behoefte aan contact met je. Het kan zijn dat je kind je de afgelopen dagen minder heeft gezien door een drukke agenda of minder échte 1-op-1 momenten heeft gehad. Hierdoor kan er dan een behoefte ontstaan aan contact.
Vaak is deze behoefte kortdurend, dat wil zeggen de volgende dag kan je kind hier na wat extra “ons-tijd” vandaag niet meer om vragen.
2. Moe
Net als dat wij als volwassenen allemaal andere behoeften hebben, hebben kinderen dat ook. Het ene kind wil juist met rust gelaten worden, het andere kind vind het juist heerlijk om tegen je aan te kruipen als hij/zij moe is.
Ook als je kind vanuit deze reden vraagt om nabijheid, is deze behoefte vaak weer “vervuld” als je kind een goede nacht slaap heeft gehad.
3. Onzekerheid
Als je kind onzeker is, kan hij/zij zich veiliger voelen in jouw omgeving. Het kan zijn dat je kind hierdoor dingen zelf niet durft te ondernemen of het lastig vindt om je hierin “los te laten”. En vraagt daardoor meer hulp of nabijheid van je. De onzekerheid kan het gevolg zijn van een bepaalde (negatieve) ervaring, dit hoeft echter niet.
Als je kind ook onzekerheid laat zien op het gebied van bewegen/aanraken en regelmatig of vaak angstig is, kan het ook te maken hebben met houdingsonzekerheid, welke tot uiting komt bij 6.b.
4. Verdeling
Soms komt het voor in gezinnen met meerdere kinderen, dat er veel aandacht naar 1 kind toegaat. Dit gebeurt vaak niet met opzet, en kan bijv. komen doordat een 1 kind méér ondersteuning of aandacht nodig heeft dan de anderen door de ontwikkeling of bijv. een zorgvraag.
Hierdoor kan een ander kind zich letterlijk “minder gezien en gehoord” voelen.
Soms schieten deze kids er onbewust dan bij in, omdat ze op het moment dat zij dan iets vragen of willen, de ouders met het andere kind bezig zijn. Ondanks dat de ouders dan écht proberen om hun aandacht goed te verdelen over de kids.
In dit geval kan het kind dat er dan regelmatig bij inschiet, juist méér aandacht gaan vragen bijv. in de vorm van bepaald gedrag of stoute dingen gaan doen waarvan hij/zij weet dat het niet mag.
Negatieve aandacht is namelijk ook aandacht.
Besef dat dit dan eigenlijk een hulpvraag is van je kind en probeer dan met het betreffende kind elke dag een vast moment me-time in te plannen. Je kunt dit ook zichtbaar maken op bijv. een planbord, zodat je kind weet dat het gaat komen. Hierdoor én door het moment zelf kan je kind al meer rust ervaren en kan de vraag om nabijheid verminderen.
Binnen een gezin met meerdere kinderen, kan een kind om meer nabijheid vragen als het voor het kind voelt of de andere kinderen meer/sneller aandacht krijgen.
5. Bevalling
Tijdens en vlak na de bevalling zijn de belangrijkste momenten voor een baby voor de basis van het contact met de moeder. Uit gesprekken met ouders komt een rode draad naar voren.
Wanneer de bevalling lang of gecompliceerd was, of het kind bij de geboorte bijv. zuurstofgebrek had, ziek was, koorts had, in het vruchtwater gepoept had etc., kon het kind hierdoor vaak of heel kort bij moeder liggen, of ging het gelijk door naar de neonatologie.
De eerste uren en dagen zijn niet alleen super belangrijk voor het contact met moeder (en daarmee de hechting), ook voor de vorming van de prikkelverwerking (werking van de zintuigen).
De momenten waarop het zenuwstelsel van een pasgeborene wordt gevormd, is natuurlijk tijdens de zwangerschap, maar ook de geboorte en de periode erna zijn heel belangrijk. Als bij jouw kind(je) een van deze periodes anders is verlopen, kan het goed zijn dat je kind daardoor moeite kan hebben met bepaalde prikkels, het verwerken hiervan, en/of dat het invloed heeft gehad op het eerste hechtingsmoment.
En je kind hierdoor meer nabijheid nodig heeft/vraagt.
Stel je maar eens voor: als je wereld om je heen anders ervaart, is het super fijn om iemand naast je te hebben die je ten alle tijden veiligheid kan bieden en die je helpt de wereld voorspelbaar te maken.
Wie kan je daar nou beter voor kiezen dan een van je ouders?
Zij voelen het meest vertrouwd voor je.
6. Wanneer de vorming van de prikkelverwerking bij je kind anders verlopen is, kunnen o.a. onderstaande “symptomen” hier uit voortkomen:
6.a. Spraaktaalontwikkeling
Als je kind achterloopt in de spraaktaalontwikkeling, kan je kind letterlijk minder woorden geven aan wat hij of zij voelt, wil, ziet, ervaart etc. En zich door taal vaak niet (voldoende) duidelijk maken. Daardoor zoekt je kind andere manieren om aan jou duidelijk te maken wat hij/zij bedoelt.
En kan je kind je aan de hand meenemen om dingen aan te geven, te laten zien of juist snel hulp vragen en je “gebruiken” om de wereld voor hem/haar te vertalen en er betekenis aan te geven.
6.b. Angstig
Wanneer een of meerdere van de zintuigen bij je kind de prikkels anders verwerken, kan je kind angstig zijn. En hierdoor veel controle nodig hebben én continu nabijheid vragen.
Soms kan het voelen of je kind “claimerig” is, je kind is echter aan het overleven omdat hij/zij overgevoelig is voor bepaalde prikkels en is superblij dat jij de houvast bent in de situatie.
Een voorbeeld hiervan is het moeite hebben met tastprikkels of juist beweging. Je hebt bijv. kinderen die niet aangeraakt willen worden, snel schrikken, angstig zijn als ze bewogen worden, in de lift en op de roltrap zijn etc. Ze kunnen hierdoor ook sneller van slag raken en gaan huilen.
6.c. Lichaam aansturen
Als jouw kind moeite heeft om het lichaam aan te sturen, heeft je kind moeite met handelingen (grotendeels) zelf uitvoeren. En kan het zijn dat je kind hierdoor bij elk stapje van een handeling hulp nodig heeft en vraagt.
Als ouder kun je misschien denken “*zucht* dat kan je toch zelf?”
Ook al zet je kind alle zeilen bij, je kind krijgt het niet of deels voor elkaar. En kan het uitvoeren van de opdracht of handeling ontwijken, letterlijk alles uit de handen laten vallen (zonder opzet), vluchten of voor het oog “de kantjes er vanaf lopen” wanneer het niet lukt om dit uit te voeren.
Dit kan ook voorkomen met (normale) handelingen die je kind op een ander moment schijnbaar moeiteloos uitvoerde. En waarvan je kind dan zegt “ik kan het niet” of “het lukt niet” en jij het van je kind over moet nemen. Ik kan me goed voorstellen dat je als ouder dan denkt: “dat kun je toch?”.
Weet dan dat je kind het in een dergelijke situatie niet met opzet doet, en dat er meer achter kan zitten.
6.d. Korte concentratie
Wanneer de prikkelverwerking bij je kind in het zenuwstelsel nét anders verlopen en vormgegeven is, kan dit ervoor zorgen dat je kind een korte concentratie heeft.
Je kind wisselt bijvoorbeeld snel van spelmateriaal of speelt er niet echt mee en kan zelf moeilijk tot (nieuw) spel komen. Ook dit is iets wat zich vanuit het lichaam ontwikkelt, al zou je het misschien niet verwachten.
Doordat je kind een korte concentratieboog heeft, doet hij/zij sneller een beroep op je. Omdat je kind zelf niet tot nieuwe dingen kan komen of zich niet voor kan stellen wat hij/zij met het speelgoed kan doen en zo niet of moeilijk tot (nieuw) spel(en) kan komen.
6.e. Ontwikkelingsachterstand
De prikkelverwerking vormt de basis van de ontwikkeling van ieder kind. Als deze basis anders gelegd is en je kind moeite heeft met het verwerken van prikkels op 1 of meerdere zintuigen, ontstaat er vaak een ontwikkelingsachterstand t.o.v. leeftijdsgenoten.
Je kind kan niet volledig laten zien wat hij/zij in zich heeft doordat er een hulpvraag is. Wanneer je kind een achterstand heeft in de ontwikkeling, kan het goed zijn dat hij/zij de wereld daardoor anders ervaart en meer nabijheid vraagt.
Dit omdat je kind houvast zoekt in de wereld en iemand die deze wereld voorspelbaar en veilig maakt.
Bij veel kids met een ontwikkelingsachterstand, zie je dat de sociaal emotionele ontwikkeling ook anders verloopt. En ze hierdoor nog meer behoefte hebben aan geborgenheid en nabijheid van de ouder of volwassene.
Wil je meer weten over hoe prikkelverwerking werkt en welke rol het speelt in de ontwikkeling van je kind?
In de online training Kieskeurige Eters S.O.S. leer je hier meer over, wordt uitgelegd welke signalen je bij je kind kunt zien op het gebied van eten én krijg je eerste tips waarmee je direct zelf aan de slag kunt!
0 Reacties